Friday 5 October 2007

De Goddelijkheid van Christus

De Goddelijkheid van Christus wordt keer op keer getoond in de Nieuwe Testament.
Bijvoorbeeld in Johannes 5, 18 waar verteld wordt over de tegenstanders van Jezus die Hem probeerden te doden omdat “Hij God Zijn Vader noemde” en zodoende “ maakte Hij Zichzelf gelijk met God”. In Johannes 8, 58 toen Hij getest werd over zijn kennis van Abraham, zei Jezus : “Waarlijk, waarlijk, Ik zeg jullie voordat Abraham was, Ben Ik. “ Daarbij aanroepende en de persoonlijke naam van God- “Ik Ben”(Ex. 3,14) op Zichzelf toepaste. Zijn toeschouwers begrepen precies wat Hij over Zichzelf beweerde en “pakten stenen om naar Hem te gooien maar Jezus verstopte Zichzelf en verliet de tempel”. (Joh. 8:59)

In Johannes 20,28 viel Thomas aan Jezus’ voeten, en riep, “Mijn Heer en mijn God!” (Grieks: Ho Kurios mou kai Theos mou - leterlijk, “De Heer van mij en de God van mij!”)
In Filippensen 2,6 verteld Paulus ons van Jezus Christus “Hij die bestond in de gestalte van God heeft er zich niet aan willen vastklampen gelijk aan God te zijn.”
Dus Jezus koos ervoor om nederig geboren te worden, in menselijke gedaante terwijl Hij gewoon in Zijn glorievolle gelijkheid met de Vader had kunnen blijven want Hij was “Hij die de gestalte van God had.”
Ook zijn de passages in de Bijbel heel belangrijk die de titel “de Eerste en de Laatste” op Jezus toepasten. Dit is een van de Oude Testament titels van Yahweh: “Zo spreekt de HEER, Israëls koning en verlosser, de HEER van de machten: Ik ben de eerste* en Ik ben de laatste, en buiten Mij is niemand god!” (Jesaja 44;6 , 41;4 , 48;12)

Deze titel is direct drie keer op Jezus toegepast in het boek Openbaring: “Toen ik Hem zag, viel ik als dood voor zijn voeten. Maar Hij legde zijn rechterhand op mij en zei: ‘Wees niet bang. Ik ben het, de eerste en de laatste.” (Openbaring 1;17). “En schrijf aan de engel van de gemeente te Smyrna: Zo spreekt de eerste en de laatste, die dood was en weer levend werd.” (Openbaring 2;8)
"Zie, Ik kom spoedig, en mijn loon breng Ik mee, om ieder te vergelden naar zijn daden. Ik ben de alfa en de omega, de eerste en de laatste, de oorsprong en het einde.” (Openb. 2;12-13)
Deze laatste quotatie is speciaal signifikant omdat het aan Jezus de parallele titel “de Alpha en de Omega”, ‘die Openbaring eerder toepaste op de Heer God: “Ik ben de Alpha en de Omega,” zegt de Heer God, die is en was en die komt, de Almachtige.’ (Openbaring 1;8)
Zoals de volgende quotaties ook laten zien, de vroege Kerk Vaders herkenden ook dat Jezus Christus God is en onvermurwbaar zijn en deze kostbare waarheid vasthouden.

Ignatius van Antiochië

“Ignatius, ook Theoforus genoemd, aan de Kerk in Efesus in Azië…voorbestemd van eeuwigheid voor een glorie dat duurt en onveranderbaar is, verenigd en gekozen door het ware lijden bij het wil van Vader in Jezus Christus onze God.“ (Brief aan de Efeziërs 1 [A.D. 110]).

“Want onze God, Jezus Christus, die ontvangen was door Maria overeenkomstig van het plan van God: van het zaad van David, het is waarlijk, maar ook van de Heilige Geest” (hoofdstuk 18;2)

“Aan de Kerk, geliefd en verlicht na de liefde van Jezus Christus, onze God, door de wil van Hem die alles wat is heeft gewild” (Brief aan de Romeinen 1 [A.D. 110]).

Aristide

“Christenen zijn zei die, boven alle mensen van de aarde, hebben de waarheid gevonden, want zei erkennen God, de Schepper en maker van alles, in de enig-geboren Zoon in de Heilige Geest” (Apologie 16 [A.D. 140]).

Tatian de Syriër

“Wij spelen de dwaas niet, jullie Grieken, en spreken ook geen onzin, wannneer we rapporteren dat God geboren werd in de gedaante van een mens” (Toespraak aan de Grieken 21 [A.D. 170])

Melito van Sardis

“ Op geen enkele wijze is het nodig in omgaan met intelligente personen om de handelingen van Christus na Zijn doop aan te halen als bewijs dat Zijn ziel en lichaam, Zijn menselijke natuur, hetzelfde was als die van ons, echt en niet geestelijk. De handelingen van Christus na Zijn doop, en in het bijzonder Zijn wonderen, geven indicatie en verzekering aan de wereld van de goddelijkheid die in Zijn vlees verborgen zijn.

God zijnde en op dezelfde manier perfect mens, gaf Hij een positieve indicatie van zijn twee naturen: van Zijn goddelijke door zijn wonderen gedurende de drie jaren die volgden na Zijn doop, van Zijn menselijkheid, na de dertig jaar vóór zijn doop. Gedurende welke Hij, door middel van Zijn conditie volgens het vlees, Hij de tekens van Zijn goddelijkheid verborg , alhoewel Hij de ware God was die bestond voor de eeuwen. “ (Fragment in Anastasius van Sinai’s, De Gids 13 [AD 177])

Irenaeus

“Want de Kerk, al is het verspreid over de hele wereld zelfs tot aan de einden van de aarde, heeft van de apostelen en van hun discipelen het geloof ontvangen in één God, Almachtige Vader, de schepper van de hemel en de aarde en de zee en alles wat erin zit; en van één Jezus Christus, de Zoon van God, die vlees werd voor onze redding. En de Heilige Geest, die door de profeten heeft aangekondigd over de dispensaties en de komsten, en de geboorte van een Maagd, en lijden en de opstanding van de dood, en de lichamelijke hemelvaart en de geliefde Jezus Christus onze Heer, en de komst uit de hemel in de glorie van de Vader om alles te grondvesten; en van wederopstanding van alle lichamen van alle menselijkheid, zodat Jezus Christus onze Heer en God en Redder en Koning, in overeenstemming met de goedkeuring van de onzichtbare Vader, elke knie zal buigen van degenen in de hemel en op aarde en onder de aarde…” (Tegen Ketterij 1:10:1 [A.D. 189]).

“Desondanks, wat niet gezegd kan worden van wie dan ook die ooit leefde, dat Hij zelf in Zijn eigen rechten God en Heer…gezien kan worden door een ieder die zelfs een kleine portie van de waarheid heeft ontvangen” (Tegen ketterij 3:19:1).

Clementius van Alexandria

“Het Woord, dan, de Christus, is de reden van onze ontstaan uit de oudheid -want Hij was in God- en onze welgesteldheid. En nu heeft de zelfde Word zich geopenbaard als mens. Hij alleen is God en mens, en de oorzaak van all het goede” (Vermaning aan de Grieken 1:7:1 [A.D. 190]).

“Schijnbaar veracht maar in werkelijkheid aanbeden, [Jezus is] de boeteling, de Redder, de kalmeerder, het goddelijke Woord, Hij dat is klaarblijkelijk waarlijk God, Hij die op een niveau is geplaatst met de Heer van het heelal omdat Hij Zijn Zoon is” (Vermaning aan de Grieken 10:110:1).

Tertullius

“De origine van beiden van Zijn substantieën tonen Hem als mens en als God: van de ene, geboren, en van de ander, niet geboren” (Het Lichaam van Christus 5:6-7 [A.D. 210]).

“Dat er twee goden en twee Heren zijn, alhoewel, is een uitspraak die we nooit zullen toestaan om het uit onze mond te laten komen, niet alsof de Vader en de Zoon god niet zijn, noch de Geest God, en elk van hun God; maar van oudsher werden er van twee van hun god genoemd en twee als Heren, zo dat als Christus zou komen, hij erkend zal worden als God en Heer worden genoemd, want Hij is de Zoon van Hem die God en Heer is” (Tegen Praxeas 13:6 [A.D. 216]).

Origen

“Hoewel hij God was, nam hij een lichaam aan; en nadat hij mens werd, bleef hij wat hij was: God” (De Fundamentele Doctrines 1:0:4 [A.D. 225]).

Hippolytus

“Alleen God’s Woord is van hemzelf en daardoor ook God, wordende de substantie van God” (Weerlegging van Alle Ketterijen 10:33 [A.D 228]).

Hippolytus van Rome

“Want Christus is God boven alles, die de zonden van het gehele mensheid heeft weggewassen, en maakte de oude mens nieuw” (hoofdstuk 10:34)

Novatian

“Als Christus alleen mens was, waarom heeft hij zo’n regel aan ons gegeven als het gene waarin hij zei, ‘En dit is eeuwige leven, dat zij u zullen kennen, de enige en ware God, en Jezus Christus, wie u heeft gezonden?’ [Johannes 17:3]. Had hij niet gewild dat hij ook als God zou worden begrepen, waarom zei hij de woorden, ‘En Jezus Christus, wie u gezonden heeft,’ omdat hij ook als God wilde worden ontvangen?

Want als hij niet gewild had dat hij beschouwd zou worden als God, dan zou hij de woorden erbij gevoegd hebben,’En de mens Jezus Christus, die u gezonden hebt;’maar in feite, heeft hij dit nooit erbij gezegd, of had Christus zich ook niet aan ons al alleen mens gegeven, maar hij heeft zichzelf met God geassocieerd, want hij wilde ook beschouwd worden in conjunctie om ook God te zijn, als hij ook is.
We moeten daarom geloven, in overeenstemming met de beschreven regel, aan de Heer, de enige ware God, en zodoende aan degene die hij zond, Jezus Christus, die met geen enkele middel, zoals we hebben gezegd, zichzelf niet zou hebben verbonden aan de Vader als hij niet beschouwd wilde worden om ook God te zijn. Want hij zou zichzelf van de Vader hebben gescheiden zou hij zichzelf niet als God te worden beschouwd” (Verhandeling van de Drieëenheid 16 [A.D. 235]).

Cyprius van Carthage

“Eenieder die ontkend dat Christus God is kan niet zijn tempel [van de Heilige Geest] worden…” (Brieven 73:12 [A.D. 253]).

Gregorius de Wonderdoener

“Er is één God, de Vader van het levende Woord, die zijn voortlevende wijsheid is en kracht en eeuwige beeld: perfecte voortbrenger van de perfect voortgebrachte, Vader van de enig-voortgebrachte Zoon. Er is één Heer, enige van de enige, God van God, beeld en gelijkenis van godheid, doeltreffende Woord, wijsheid veelomvattend van de constitutie van alles, en kracht scheppende van de hele creatie, ware Zoon van ware Vader, onzichtbaar van onzichtbaar, en onverderfelijk van onverderfelijk, en onsterfelijk van onsterfelijk en eeuwig van eeuwig…En dus was de Zoon ook nooit ontbrekende aan de Vader, noch de Geest van de Zoon; maar zonder variatie en zonder verandering, dezelfde Drieëenheid volhard immer” (Declaratie van Geloof [A.D. 265]).

Arnobius

“Nou, dan,’sommige razende, boze, en opgewonden persoon zal zeggen, ‘is die Christus jullie God?’ ‘God inderdaad,’ zullen we antwoorden, ‘en God van de verborgen krachten’” (Tegen de Heidenen 1:42 [A.D. 305]).

Lactantius

“Hij werd zowel Zoon van God in de geest en Zoon van de mens in lichaam gemaakt, dat is, zowel God en mens’ (Goddelijke Instituten 4:13:5 [A.D. 307]).

“Wij, aan de andere kant, zijn [waarlijke] religieuzen, die hun beden tot de Enige Ware God doen. Iemand kan misschien vragen hoe, als we zeggen dat we alleen de ene God aanbidden, verklaren wij niettemin dat er twee zijn, God de Vader en God de Zoon - die bewering heeft velen tot de grootste dwalingen voort gedreven…[denkenden] dat we belijden dat er een andere God is, en dat hij sterfelijk is…
Maar wanneer wij van God de Vader en God de Zon spreken, spreken we niet van hen als verschillend, wij scheiden ze beiden ook niet, want de Vader kan niet zonder de Zoon bestaan, en de Zoon kan ook niet gescheiden worden van de Vader” (hoofdstuk 4:28-29).

Concilium van Nicaea I

“We geloven in een Heer, Jezus Christus, de enige-geboren Zoon van God, God van God, licht van licht, Ware God van Ware God, geboren, niet gemaakt, één in wezen met de Vader. Door Hem werd alles gemaakt” (Geloofsbelijdenis van Nicea [A.D. 325]).

“Maar diegenen die zeggen,’Er was een tijd toen Hij [de Zoon] niet bestond,’ en ‘Voordat Hij geboren werd, bestond Hij ook niet,’
en ‘Omdat Hij gemaakt werd van niet bestaande materie, is Hij geen andere substantie of wezen,’ en diegenen die die ‘God de Zoon van God, veranderbaar en veranderlijk noemen,’ worden dezen door de Katholieke Kerk verbanvloekt” (Appendix van de Geloofsbelijdenis van Nicea [A.D. 325]).

Patricius van Ierland

“Jezus Christus is de Heer en God in wie we geloven, en wiens komst we verwachten gauw plaats te vinden, de rechter van de levenden en de doden, die iedereen door zijn werken zal overgeven”
(Belijdenis van Sint. Patricius 4 [A.D. 452]).